Preek van de leek 26 januari 2025

Dames en heren,

Het is een heel bijzondere eer dat ik hier vandaag in deze zeer charmante kerk de preek van de leek mag houden. Bijzonder voor deze rooms katholiek gedoopte, overtuigd seculiere atheïst, overgoten met een stevige dosis calvinisme. Dus u hoeft van mij vandaag geen exegese van psalmen, kadish of samhitas te verwachten. Er is mij op voorhand gevraagd u vandaag mee te nemen in mijn drijfveren. Een persoonlijk verhaal dus. Dat is natuurlijk mooi, maar ik ben ook gevraagd een preek te houden. En een preek heeft nou eenmaal meer lading en gaat natuurlijk vooral niet om de persoon die de preek uitspreekt zelf. Belangrijker nog: een preek bevat een boodschap. En dat is meteen een lastig puntje. Want ik ben niet zo van het opgeheven vingertje, dus dat wordt wat. Dus here we go!

Laat ik eerst eens ingaan op het begrip leek. Tsja, een leek. Een boeiend begrip. In de volksmond is een leek iemand die geen verstand heeft van een bepaald vakgebied. Maar kerkelijk gezien is een leek een gelovige die geen wijding of benoeming in een kerkelijk ambt heeft ontvangen. In wezen voldoe ik als atheïst natuurlijk niet helemaal aan deze definitie, maar ik ben niettemin wel een product van een van de onvolprezen kenmerken van het Nederlandse lokale politieke systeem: het lekenbestuur. Het lekenbestuur is wat mij betreft de essentie van het bijzondere karakter van ons democratisch bestuur: de enige eis aan het passief kiesrecht dat alle staatsburgers kunnen uitoefenen, het recht om gekozen te mogen worden, is slechts het bezit van dat staatsburgerschap. Met andere woorden: raadsleden, zoals ik begonnen ben, zijn geen professionals. Het zijn als het ware ongewijde” bestuurders. En wat mij betreft is dat een grote kracht van onze lokale politiek, omdat de wortels in de samenleving van onze lokale politici heel sterk zijn. En zo ben ik ook begonnen toen ik op mijn 28e gemeenteraadslid werd. Maar mijn engagement begon al veel eerder. Eigenlijk toen ik in de Leerlingenraad van de middelbare school actief werd en daarna, tijdens mijn studie, bij een studievereniging. Let op: ik zeg bewust studievereniging en niet studentenvereniging. Toch veel gezelligheid vond ik niet gepast. Ik studeerde overigens niet fulltime, maar deed dat naast een baan. Fulltime voelde toen toch als een soort ledigheid. Dat calvinisme zat er ook toen al echt in kan ik u zeggen. Du kannst, denn du sollst”, zoals de Duitse filosoof Kant ooit zij, een attitude die ik van huis uit heb meegekregen. 

Na mijn afstuderen werd ik raadslid, wat ik ruim 6 jaar ben geweest, waarna ik in 2018 wethouder geworden ben en nu dus, inmiddels al weer ruim een half jaar, burgemeester in deze prachtige gemeente. Maar waar komen nu mijn engagement en mijn drive iets te veranderen in de wereld vandaan? Om dat te begrijpen ga ik terug naar mijn jongste jaren. Ik was in mijn vroege jeugd echt een buitenbeentje, tegenwoordig zouden ze dat, denk ik, een beetje een misfit’ noemen. Een jongen die graag in encyclopedieën en atlassen neusde en die op zijn derde, toen hij iets tegen Sinterklaas mocht zeggen, koos voor de opmerking: Maastricht is de hoofdstad van Limburg. Een jongen die van Lego en die van schaken hield. En wat gebeurt er met zon kind dat eigenlijk buiten de groep valt? Dat wordt gepest. Ik wist dus al vrij vroeg in mijn leven hoe het is om alleen te zijn en er niet bij te horen, een ervaring die in mijn huidige functie overigens heel nuttig is. Veel mensen zijn eenzaam en kwetsbaar. En veel kinderen die gepest worden, krijgen de neiging zo veel mogelijk met het landschap te willen versmelten. Niet opvallen, want dan ben je kwetsbaar. De omslag kwam voor mij in de 3e klas van de middelbare school. Daar kwam ik in de klas bij Frank Müller, een zeer erudiet docent klassieke talen. Ogenschijnlijk was de heer Müller een docent van het oude stempel, die je werkwoordschemas liet opdreunen voor de klas: rijtje 7 uit de werkwoordsvorm van vocareen daar ging je dan. Wiskunde met woorden”, noemde hij Latijn en daar moesten we hard voor werken. Maar al snel werd ik, in een klas waar ik me voor het eerst omringd voelde door gelijkgestemden die mij als mens accepteerden zoals ik was, ondergedompeld in de klassieke oudheid. En de mythologie, de cultuur en de filosofie die ik daar kreeg aangereikt, is enorm bepalend geweest voor mijn denken. En dat heeft met een aantal zaken te maken. Allereerst laten de klassieke filosofen je zien dat denken en redeneren allesbehalve een eendimensionale aangelegenheid is. Het al dan niet bestaan van goden, deugdzaamheid, eer, engagement, aantrekkingskracht tussen mensen: alles kwam aan de orde. En zette mij en mijn klasgenoten aan het denken. En we werden bovendien gestimuleerd vraagtekens te zetten. Wees kritisch, neem niets zo maar voor waar aan, maar denk zelf kritisch na. En in die sfeer verdwijnt dogmatiek en word je door de grote filosofen en schrijvers uit de klassieke oudheid geïnspireerd na te denken over de wereld om ons heen. Een schitterend voorbeeld daarvan is Cicero. De Romeinse schrijver, staatsman, redenaar en filosoof onderzoekt in zijn werk De Natura Deorum het bestaan van goden en de invloed daarvan op het menselijk leven. Aan de hand van verschillende filosofische scholen, laat Cicero zijn licht schijnen over deze materie. Het Epicurisme komt langs, een stroming die bij monde van Velleius betoogt dat de goden zich niet al te veel aan de mensheid gelegen laten en dat mensen daarom maar het beste in een kleine kring van gelijkgestemden kunnen streven naar Voluptas, genot. Of de stoïcijnen, die bij monde van stoïcijn Balbus, het bestaan van actieve goden aantonen, bijvoorbeeld door het feit dat mensen bepaalde gebeurtenissen in de geschiedenis hebben kunnen voorzien (en waarmee toeval dus niet bestaat), hetgeen door de academicus Cotta, vervolgens weer wordt weerlegd. Hoewel Cicero uiteindelijk zich het meest kon verplaatsen in de lijn van de Stoa, voelde hij zich niettemin enorm aangetrokken tot de volstrekt ondogmatische houding van de Academie, de school van Plato. Hoe fascinerend toch, hoe rijk, complex en veelomvattend het gedachteleven en de filosofie waren meer dan 2100 jaar geleden!? Deze diepgaande dialogen en met open geest aangegane kritische analyse van het zo boeiende onderwerp Goden en Mensen, was voor mij het laatste zetje richting atheïsme.

De klassieke oudheid bleek een bredere bron van inspiratie. Want de oudheid bleek ook een zeer wetenswaardige moraal te omvatten. Dat wil ik graag illustreren aan de hand van een zeer betekenisvolle uitspraak. Boven de tempel van Apollo in Delphi, staat de uitspraak “γνῶθι σαυτόν”, een aforisme dat zich het beste laat verlaten als ken jezelf”. En in eerste instantie werd dit aforisme vooral toegepast in de relatie tussen de mens en de wereld om hem of haar heen. Weet waar je staat in de wereld en matig je niet te veel aan. Ken, met andere woorden, je eigen grenzen. En ga je die grenzen over, dan maak je je schuldig aan wat de Grieken zo fraai ‘ὕβρις’ (hubris”) noemden, vrij vertaald een combinatie van hoogmoed en overmoed. En de klassieke mythologie maakt vaak op treffende wijze duidelijk hoe het met mensen afloopt die zich aan hubris bezondigen. Legendarisch is in deze context het verhaal van Pentheus, de koning van Thebe. Thebe was in de tijd van Pentheus sterk onder invloed van de cultus van de god Dionysos, de god van de wijn en andere vormen van losbandigheid. In zijn tragedie Bakchai en de Bakchanten beschrijft de Griekse schrijver Euripides het feit dat Pentheus afstand wil nemen van Dionysos. Waarmee Pentheus onbedoeld een vroege protagonist blijkt van een gezonde lijfstijl en de slogan drank maakt meer kapot dan je lief is”. Dionysos is echter allerminst gediend van deze attitude en verleidt, vermomd als vrouw, Pentheus zich te begeven naar de flanken van de berg Kithairon, waar hij uitgerekend door zijn moeder, in Dionysische extase, wordt verscheurd. Maar hubris is van alle tijden. Saddam Hoessein, Sebastian Kurz, Bashar Al Assad: allemaal bezondigden deze mannen zich aan hubris, en vaak met zeer ernstige gevolgen. 

In een later stadium kwam de filosoof Plato met een veel fijnzinniger benadering van γνῶθι σαυτόν”. Voor hem betekende dit ken je ziel”. Plato was een leerling van de grote Griekse filosoof Socrates en in hoge mate beïnvloed door zijn denken. Plato is in zijn werken bijna nooit zelf aan het woord, maar markeert zijn gedachten altijd bij monde van Socrates. Het is dus altijd de vraag wie echt aan het woord is. En Socrates was een zeer bijzondere filosoof. Door een dialoog van vragen, antwoorden en nieuwe vragen verlost” Socrates de kennis. Maieutike techn‘ noemde hij dat, letterlijk de kunst van de verlossing, niet toevallig overigens, de moeder van Socrates was namelijk vroedvrouw. Socrates was een man die met zijn dwarse ideeën en zijn voortdurende aanwezigheid op de Agora, het Atheense marktplein waar ook politiek werd bedreven, als gevaar werd gezien door de jonge, Atheense democratie die nog maar kort daarvoor door een tirannie werd voorafgegaan. Ideeën die een democratie doen wankelen, je kan bijna de vraag stellen of we in 2500 jaar veel zijn opgeschoten. En of het nou Socrates, Plato of beiden zijn, ken jezelf’ betekent voor hen een diepe zoektocht in het innerlijk. Bij monde van Socrates zegt Plato dat hij geen zaken in de wereld om zich heen kan kennen, omdat hij zichzelf nog niet kent. En die invalshoek is voor mij steeds belangrijker geworden. Want hoe makkelijk is het, te oordelen over het gedrag van een ander, als je van jezelf niet weet of je dat gedrag zelf nooit zou vertonen? Hoe makkelijk is het fouten van een ander te benadrukken als je zelf die fouten ook maakt? En hoe makkelijk is het, de levenswandel van een ander te veroordelen als je dat levenspad en al haar obstakels niet kent? Ken eerst vooral jezelf, voordat je je waagt aan uitspraken over een ander.

In deze tijd op de middelbare school werd door al deze filosofie, politieke geschiedenis en retorica mijn engagement stevig aangewakkerd. Dat werd versterkt door de literatuurgeschiedenis die ik bij het vak Duits kreeg aangereikt. Daar kwam ik voor het eerst in aanraking met Die Aufklärung, de Verlichting. Filosofen als Kant en Locke maakten zich na eeuwen mentale onderdrukking in het denken los van religie. Ratio kwam centraal te staan. Sapere Aude” was het nieuwe adagium: durf (zelf) te denken! Die stroming leidde in Europa tot een golf aan nieuwe ideeën. De Rule of law, individuele vrijheid, scheiding tussen kerk en staat en, zoals de pilaren van Montesquieu nog altijd staan, scheiding der machten werden nieuwe uitgangspunten. En al deze ideeën hadden grote politieke gevolgen, met de Franse Revolutie en de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog als markante voorbeelden. Ik voelde me enorm thuis bij deze principes, die de fundamenten vormen van de liberale rechtsstaat. Maar gaandeweg, heb ik gemerkt dat alleen ratio misschien wel wat liefdeloos is. Dat is overigens echt iets van de laatste jaren, mogelijk heeft het vaderschap hier invloed op gehad. Want hoe groot het goed van unalienable rights’,  onvervreemdbare individuele rechten en vrijheden ook is, een samenleving heeft ook een vorm van bezieling nodig. En die bezieling vind ik in het humanisme. Het humanisme staat dicht bij de idealen van de verlichting: een ondogmatische houding, rationalisme en kritisch denken staan centraal. Maar het allerbelangrijkst is, dat de mens de maat der dingen is. Het gaat om menselijkheid. En hoe mooi en bijzonder is het, dat het Latijnse woord hiervoor, humanitas’  voor het eerst is gemunt door diezelfde Marcus Tullius Cicero. En zo heeft het humanisme zelf ook haar wortels in de klassieke oudheid. En het is op zijn minst bijzonder dat het humanisme aangejaagd is door nota bene een priester (geen leek dus!) en Augustijner kanunnik: Desiderius Erasmus. Zeker, Erasmus was geen seculier, maar dreef in zijn bekendste werk De Lof der Zotheid de spot met mensen die hun eigen belangen najoegen en hun oordeel klaar hadden over elkaar. Erasmus probeerde op te voeden én de leer van Jezus Christus met de denkers uit de oudheid te verzoenen. En dat dames en heren, is een heel wezenlijk punt. Een punt waar we veel van kunnen leren. Want is het niet werkelijk een teken van grote geestelijke vrijheid wanneer je ondogmatisch en onbegrensd je inspiratie uit elke bron kan putten? Kun je niet de naastenliefde uit het Christendom op gelijke voet waarderen als de wijsheden uit de Talmoed? Kun je niet de individuele vrijheden van de verlichting met dezelfde liefde aanschouwen als de naastenliefde die Jezus Christus predikt? Kun je niet het immaterialisme van Boeddha als gelijke inspiratiebron zien als de vrijheidsprincipes van John Stuart Mill? Natuurlijk kan dat. Wanneer je de wereld en de geschiedenis waarlijk als één grote inspiratiebron durft te zien, leid je een gelukkiger en rustiger leven. Een leven dat begint bij het kennen van jezelf. En dus vraag ik u: hoe goed kent u uzelf? En hoe eerlijk bent u naar uzelf? Kent u al uw imperfecties en durft u die, volgens de Japans Boeddhistische leer van Wabi Sabi, de schoonheid van imperfectie, te omarmen? Heeft u snel oordelen over iemand anders? Of beperkt u uw oordelen tot uzelf? De keus is aan u. U heeft het zelf in de hand. William Shakespeare zei het al in Julius Caesar: The fault, is not in our stars, but in ourselves.” Ik wens u een mooie zondag. Dank u wel.